Kinderlezingen
Hoe kun je eeuwenoude schilderijen het beste bewaren?
Het is bijna of je een kunstmuseum instapt, zoveel schilderijen hangen er zondag 18 juni aan de muren van het NEMO studio theater. Tijdens de vijfde Kinderlezing van 2023 vertelt Katrien Keune, scheikundige aan de Universiteit van Amsterdam, waar schilderijen uit bestaan, hoe wetenschappers ze onderzoeken, en hoe we ze het beste kunnen bewaren.
Katrien Keune is scheikundige aan de Universiteit van Amsterdam en werkt bij een van de bekendste kunstmusea van Nederland: het Rijksmuseum. “Ik onderzoek schilderijen”, begint ze de Kinderlezing. “En hoe we schilderijen het beste kunnen bewaren. Hebben jullie daar een idee over?” “Met lak?”, klinkt het vanaf de tribune. “Door de temperatuur te regelen?”, noemt iemand, “restaureren?”, zegt een ander. “Stuk voor stuk goeie suggesties”, reageert Keune. “We gaan het erover hebben.”
Kostbaar
“Maar eerst; wat denken jullie dat het duurste schilderij is dat in het Rijksmuseum hangt?”, vraagt Keune de zaal. Misschien is het De Vaandeldrager van Rembrandt van Rijn, uit het jaar 1636. Daar heeft het museum in 2022 maar liefst 175 miljoen euro voor betaald. Of dat écht het duurste schilderij is, is moeilijk te zeggen. Sommige werken heeft het museum namelijk niet gekocht, maar gekregen. “De Nachtwacht!”, klinkt het vanaf de tribune. Keune knikt: “Het museum heeft De Nachtwacht gekregen. We weten dus niet precies hoeveel die zou kosten, maar omdat het zo’n bijzonder kunstwerk is, zou dat zomaar het kostbaarste schilderij in het Rijksmuseum kunnen zijn.”
De Nachtwacht
Er zijn meerdere dingen die De Nachtwacht, ook geschilderd door Rembrandt van Rijn, bijzonder maken, vertelt Keune. “Zo is dit schilderij, uit 1642, heel groot: zo’n 3,80 bij 4,50 meter.” En dat is niet eens het hele schilderij, weet de scheikundige. Er is namelijk ooit een stuk afgesneden. “Ook de manier waarop de mensen zijn afgebeeld maakt De Nachtwacht bijzonder. Vierhonderd jaar geleden, toen Rembrandt dit schilderij maakte, werden in dit soort portretten mensen meestal in een rij afgebeeld. Rembrandt vond dat maar saai en stopte juist heel veel dynamiek in het schilderij.” Keune gebaart naar de afbeelding van De Nachtwacht die achter haar op het scherm verschenen is. Inderdaad, de mensen staan niet keurig op een rij, maar kriskras door elkaar; ze hebben gesprekken met elkaar, gebaren en wijzen, en van sommigen kun je het gezicht niet eens goed zien. “Het meisje valt ook op”, roept een van de kinderen. “Ja, heel goed!”, reageert Keune. “Rembrandt speelde erg met donker en licht. Hierdoor valt het meisje dat in het licht lijkt te staan erg op tussen de anderen, in schaduw gehulde figuren.”
Verf maken
We doen een stapje terug. Want om antwoord te geven op de vraag hoe we schilderijen het beste kunnen bewaren, moeten we eerst weten wat het is dat een schilderij een schilderij maakt. “Voor een schilderij heb je schildersmaterialen nodig, zoals verf”, vertelt Keune. “Rembrandt en zijn collega’s maakten hun werken meestal met olieverf. Acrylverf bestond in de tijd van Rembrandt nog niet, en waterverf dekte niet genoeg.”
Maar waar haalden zij die verf 400 jaar geleden vandaan? Niet uit de kant-en-klare tubes die wij nu in de winkel kunnen kopen. “In de 17e eeuw maakten schildersknechten voor schilders zoals Rembrandt de verf zelf door pigmenten met een bindmiddel als olie te mengen. Een pigment is een stof die de verf kleur geeft”, legt de scheikundige uit. “Voor elke kleur werd een ander pigment gebruikt.” Met het aardepigment oker maakten knechten in het atelier bijvoorbeeld gele verf, uit smalt blauwe, en van gebrande beenderen zoals schapenbotjes maakten ze zwarte verf. Met orpiment en realgaar, mineralen uit mijnen in Midden- en Zuid-Europa, maakten schilders goudgeel en oranjerood. “Dat doen we tegenwoordig anders”, vertelt Keune. “Ook loodwit gebruiken we niet meer om witte verf te maken. Al deze pigmenten zijn namelijk giftig.”
De kinderen mogen zelf verf gaan maken. Iedereen krijgt een labjas aan en een klein potje groen pigment, een potje olie, een pipet en een roerstokje. “Jullie mogen met het pipet een paar druppels olie opzuigen en die voorzichtig bij het pigment doen”, instrueert Keune. “Roer daarna goed. Wanneer is het verf geworden?” Te weinig druppels olie betekent dat de verf nog te dik is om goed mee te kunnen verven. “Maar pas op”, waarschuwt de scheikundige, “teveel olie maakt de verf te dun om mee te werken.”
Laagjes
Een schilderij is opgebouwd uit verschillende laagjes. “Schilderijen worden (meestal) gemaakt op een schilderdoek van linnen, jute of katoen”, vertelt Keune. Omdat een schets met een potlood, krijt of houtskool daar niet goed op blijft zitten, wordt er eerst een gronderingslaag op het doek geverfd. “Een beetje als de boter op je boterham”, legt ze uit. Daarop komt de schets, ook wel de ondertekening genoemd, dan vaak meerdere lagen verf en tenslotte, als alles helemaal droog is, een laagje vernis. “De vernis geeft het schilderij een mooi glanzend laagje en biedt bescherming.”
Verouderen
“Schilderijen blijven niet eeuwig hetzelfde, die verouderen ook”, vervolgt de wetenschapper. “Dat kan natuurlijke veroudering zijn, zoals door het uiteenvallen van de pigmenten. Daar kunnen we niks aan doen. Maar ook de omgeving kan ervoor zorgen dat een schilderij verandert.” Op het scherm verschijnt een foto van het schilderij Portret van een meisje in het blauw, geschilderd door Johannes Verspronck in 1641. “Het blauw in het schilderij is het felst langs de randen”, vertelt Keune. Als ze inzoomt zien de kinderen het ook. “Zonlicht heeft het blauw valer gemaakt. Het deel dat langs de randen onder de lijst verstopt heeft gezeten, heeft minder licht gezien en is daardoor blauwer gebleven.” Zonlicht kan schilderijen dus aantasten, maar ook blootstelling aan bijvoorbeeld heel lage of hoge temperaturen, vocht en gassen kunnen schilderijen schaden.
Het zijn allemaal scheikundige processen, legt Keune uit. “Eten jullie weleens rode kool? Daaraan kan je dat goed zien. Voeg je er bijvoorbeeld appelstukjes aan de rode kool toe, dan verkleurt het sap van rood naar paars. Het zuur van de appel verandert de kleur.” Andersom werkt het ook; als je de borden na het eten met zeep zou wassen, wordt het sap juist blauwer. “Dat komt omdat zeep basisch is. Ook dat kan verkleuren.”
Schilderij-onderzoek
Verkleuring van de verf kan dus verklappen dat een schilderij al oud is. “Maar ook bijvoorbeeld scheurtjes in de verf- en vernislaag – wat we met een duur woord craquelé noemen – verraden dat zo’n werk al even meegaat”, vertelt de scheikundige. De Nachtwacht is weer op het scherm verschenen. En jawel, als Keune inzoomt, zijn er allerlei scheurtjes, vlekjes en stipjes te zien. Op sommige plekken lijkt de verf net een beetje dikker, en de kleur net een beetje anders dan eromheen. “Daar hebben mensen vroeger geprobeerd zulke aangetaste plekjes te herstellen, door er met nieuwe verf overheen te gaan.”
Het heel nauwkeurig herstellen van een verouderd of op een andere manier beschadigd schilderij (of ander kunstwerk), heet restaureren. Het doel hiervan is om te begrijpen hoe het werk er vroeger uitzag. “Daar doe ik met mijn collega’s onderzoek naar”, vertelt Keune. “Het Rijksmuseum heeft maar liefst dertig apparaten om De Nachtwacht mee te onderzoeken.” Analyses met die apparaten zeggen iets over de scheikundige elementen in het schilderij, zoals ijzer of calcium. “Met röntgenanalyses kunnen we bijvoorbeeld zien of er ooit loodwit is gebruikt”, vertelt de wetenschapper. “Dat zien we dan terug op de scans, óók als er later overheen geschilderd is.” Met infrarood-analysesworden ondertekeningen zichtbaar. “We zien hierin een donkere ondertekening. Uit de röntgenanalyses zien we ook een lichtere ondertekening die calcium bevat.” Calcium was een bestanddeel van het krijt waarmee schilders ondertekeningen maakten.“Ook worden er soms verfmonsters genomen. Dan wordt er heel voorzichtig een schilfertje verf van het schilderij gehaald en onderzocht onder de lichtmicroscoop”, gaat Keune verder. “Dat kan veel vertellen over de verschillende verflagen op het schilderij, en dus hoe het schilderij is opgebouwd.” Als je tussen de verflagen bijvoorbeeld een vernislaagje tegenkomt, dan weet je dat er later veranderingen zijn aangebracht aan het schilderij.
“Met de informatie die we tijdens deze onderzoeken verzamelen, kunnen we afleiden hoe het schilderij eruit zag. Zo weten we hoe we het moeten restaureren. Ook leert het ons wat Rembrandt wilde schilderen en waar en welke aanpassingen hij maakte ten opzichte van zijn originele ontwerp. Bijvoorbeeld omdat hij foutjes maakte, of toch niet helemaal tevreden was.”
Restaureren
Om een schilderij te restaureren, moet eerst heel voorzichtig het vernislaagje weggehaald worden. “Als het schilderij beschadigd is, dan kunnen deze beschadigingen, zoals gaatjes, worden opgevuld”, vertelt Keune. Daarna worden de juiste kleuren verf gemengd waarmee een restaurator over die opgevulde plekjes schildert. Als ook dat klaar is komt er een nieuw vernislaagje overheen.
Een vraag voor de kinderen: moeten we wel altijd alles restaureren? Op het scherm verschijnt een foto van De Nachtwacht uit 1975. Er staan een aantal flinke scheuren in het doek. “Iemand heeft het schilderij toen met een mes beschadigd”, vertelt Keune. “Moet zoiets gerestaureerd worden?” De kinderen knikken druk hun hoofd, “ja!”, klinkt het. De wetenschapper is het ermee eens: “Zulke grote beschadigingen, die de schilder niet bedoeld had, herstellen we eigenlijk altijd.”
Een volgende: uit het onderzoek naar De Nachtwacht blijkt dat een van de personages kleurrijke veren op het hoofd droeg. Dat we die veren tegenwoordig op het schilderij niet meer zien, betekent dat Rembrandt er weer overheen geschilderd heeft. “Dat hoort er dus niet op”, vindt een van de kinderen. Ook daar is Keune het mee eens. “Rembrandt besloot zelf de veren weg te halen, dus dit laten we zo.” Het is nu nog niet duidelijk of het hondje op het schilderij, dat door ouderdom bijna geen kleur meer heeft, wél of niet gerestaureerd wordt. “Hoe we dat gaan doen, moeten we nog bepalen.”
Uiteindelijk blijft het voorkomen van beschadigingen natuurlijk beter dan het restaureren van een schilderij, rond Keune de Kinderlezing af. “Dus hoe kan je een schilderij het best bewaren? Door er voorzichtig mee om te gaan, het gekoeld en droog te bewaren op een constante temperatuur en door zo min mogelijk licht op het doek te laten komen. Daarom moet je de flits op je fototoestel vaak ook uitzetten.” Zelf als musea met al deze dingen rekening houden, blijft een schilderij niet eeuwig mooi. “Dat hoort er nou eenmaal bij”, besluit Keune. “Gelukkig kunnen we door zo voorzichtig met kunstwerken om te gaan er wel heel lang van genieten.”
Beelden: Rijksmuseum; Pixabay; DigiDaan