Kinderlezingen
Hoe beschermt mijn lichaam mij tegen griep?
Het is winter: buiten is het bewolkt, het regent en het waait. De zon is nergens te bekennen. Nee, het is geen pretje om buiten te zijn. In dit jaargetijde hebben veel mensen last van de griep. Maar wat is griep eigenlijk? Wat doet het met je en waarom krijg je het? Vandaag gaat immunoloog Monika Wolkers van Sanquin en de Universiteit van Amsterdam samen met de kinderen bij NEMO Science Museum op zoek naar het antwoord op de vraag hoe je lichaam je beschermt tegen griep.
Om erachter te komen hoe je lichaam je beschermt tegen de griep, is het belangrijk om eerst te weten wat griep precies is. Iedereen in de zaal heeft weleens griep gehad, een meisje laatst zelfs nog. Heel vervelend. ‘Griep krijg je door ziekteverwekkers,’ zegt Wolkers. ‘Die zorgen ervoor dat je koorts krijgt, moe bent en moet overgeven.’ Er zijn veel verschillende ziekteverwekkers, laat Wolkers zien op het grote scherm achter haar.
Heeeeeeeel klein
We zien uitvergrotingen van virussen, schimmels, bacteriën en parasieten - dat zijn kleine beestjes die van een gastheer leven, zoals luizen. ‘Daar hebben jullie vast allemaal weleens van gehoord. Maar weten jullie ook hoe groot virussen en bacteriën in het echt zijn?’ ‘Heel klein, zo klein dat je ze niet met het blote oog kunt zien,’ zegt iemand. En dat heeft hij heel goed. Hoe klein schimmels, bacteriën en virussen precies zijn, legt de immunoloog uit: ‘Als jij zo groot bent als Europa, dan is schimmel zo groot als één voetbalveld. Dat is niet zo groot hé? Een bacterie is dan zo groot als een bus vol voetbalfans en een virus is zo groot als een voetbal.’
Wolkers pakt een ingelijste tekening van een meneer met een pruik. ‘Dit is Antoni van Leeuwenhoek,’ vertelt ze. ‘Ongeveer 350 jaar geleden bedacht deze Nederlander een microscoop, om de kleine deeltjes te kunnen zien die je ziek maken.’ Mede dankzij hem weten we dus hoe klein al die ziekteverwekkers wel niet zijn.
Naast de virussen, schimmels, bacteriën en parasieten, is er nog een manier waardoor je ziek kunt worden: via je bloed. We zien een uitvergroot plaatje van een teek, die zich heeft ingegraven in de huid van iemand. ‘Dit is een teek en teken kunnen een bacterie met zich meedragen die de ziekte van Lyme kunnen veroorzaken,’ vertelt Wolkers. ‘Daarom is het heel belangrijk om na een boswandeling altijd te kijken of je teken hebt.’ En ook muggen kunnen ziektes overbrengen als ze je prikken, zoals malaria of gele koorts. Maar dat gebeurt gelukkig niet in Nederland.
Doorgevertje
Muggen en teken komen bij je door te vliegen of door zich op je te laten vallen. Maar hoe komen die andere ziekteverwekkers bij je terecht? Hoe worden ziektes overgebracht? Een meisje krijgt een wit-rood gestippelde knuffelbal van NEMO-medewerker Ludo. De bal stelt een griepvirus voor. Het meisje bekijkt het even en geeft het door aan haar buurman. Hij geeft het door aan zijn buurvrouw en zo gaat het alle kinderen af. Niets aan de hand, denk je. Maar wanneer er met een blacklight - een speciale, paarse lamp - op de handen wordt geschenen… ‘Ik heb allemaal vlekken!’ klinkt het. En inderdaad: in de bal zat een lichtgevend poeder dat de kinderen nu als spikkels op hun vingers en handen hebben.
Dit was gelukkig geen echt griepvirus en het poeder kan worden afgeveegd met een doekje, maar: ‘Dit is dus hoe je de griep doorgeeft. Als je met een vriendin die toevallig het virus heeft, speelt, raak je elkaar aan. Als je dan eet, komt het in je mond en word je ziek.’ Je kunt een virus ook doorgeven door handen te schudden, door de deurklink aan te raken, door te zoenen of door te hoesten. Virussen kunnen verschillende ziektes veroorzaken, zoals griep, verkoudheid, waterpokken, mazelen of een koortslip. ‘Je kunt virussen voorkomen door je handen goed met zeep te wassen voordat je gaat eten en na een bezoek aan de wc.’
Lijf vol virussen en bacteriën
‘Niet schrikken hoor,’ gaat Wolkers verder. ‘Virussen leven namelijk niet lang buiten het lichaam, ze gaan snel dood. Sterker nog: virussen en bacteriën zijn belangrijk voor ons. Ons hele lijf zit vol bacteriën en schimmels en die doen allemaal goed voor ons.’ Ieder mens heeft een microbioom, zo noem je de bacteriën, schimmels en virussen die in en op je lichaam leven. ‘We hebben wel honderdtriljard microben!’ zegt Wolkers enthousiast. Dat is een 1 met wel 23 nullen erachter. ‘Dat is 10 keer zoveel als de cellen in je lijf en het is wel 1,5 kilo zwaar! En het is uniek voor elke persoon. De microben helpen eten verteren en beschermen de huid, dus zij zijn heel belangrijk en daarom moet je je handen niet teveel wassen.’
Het microbioom helpt je lichaam dus op alle manieren om je tegen de griep te beschermen. En je lichaam zelf heeft ook verschillende beschermfuncties. ‘De huid is beschermlaag nummer één,’ vertelt Wolkers. ‘Als tweede zit er zuur in je maag, dat helpt bij het verteren van voedsel. In je darmen zitten veel microben, die ervoor zorgen dat kwalijke dingen niet blijven hangen. In je neus zitten haartjes en snot. Virussen kunnen niet langs de haartjes en snot vangt alles. En het slijmvlies in je longen is ook een goede bescherming. In je longen zitten ook microben, die bacteriën kunnen doden.’
En als je griep hebt?
‘Maar wat gebeurt er als je toch dat virus krijgt?’, vervolgt Wolkers. Wat gebeurt er als je griep hebt? ‘Ik wilde heel graag slapen,’ zegt een meisje. ‘Ik was heel misselijk,’ zegt een jongen. En weer iemand anders moest erg hoesten. ‘Had je ook koorts,’ vraagt Wolkers. ‘Ja,’ dat hadden ze allemaal. Soms krijg je hoofdpijn, spierpijn, rillingen, heb je geen zin om te eten en word je kortademig.
Wolkers laat zien wat er in het lichaam gebeurt als mensen griep hebben. Ze zoomt daarvoor in op de cellen. De immunoloog pakt een pingpongballetje. ‘Dit is de griep. Die gaat in een gezonde cel,’ zegt ze, terwijl ze de bal in een gat in een halve gele bol - een gezonde cel - doet. De gezonde gele cel wordt blauw en gaat kapot: Wolkers tilt de bol op en… tientallen pingpongballetjes schieten eronder vandaan, alle kanten op! ‘Dat ene griepvirusje worden er heel veel. Ze maken de cel kapot en gaan dan door naar de volgende cel, en dan gebeurt het opnieuw,’ legt Wolkers uit. ‘Een virus heeft gezonde cellen nodig, vermenigvuldigt zich en maakt ze vervolgens kapot.’ Het virus verspreidt zich via buurtcellen. ‘Maar dat vindt ons lichaam niet goed. Dat krijgt koorts,’ zegt Wolkers. ‘Het is heel mooi dat je lijf dat doet.’
Lekker, gekookte virus!
Koorts is volgens de immunoloog een mooi instrument in strijd tegen de griep. Maar hoe komt dat? Middenin de zaal staan twee bakken met water: een met een gezonde temperatuur, 37 graden Celsius. En een ‘koortsbak’, die is aanzienlijk warmer. In beide bakken zitten reageerbuisjes met eiwit. De kinderen bekijken in tweetallen een buisje uit de gezonde en een uit de koortsbak. ‘Wat zien jullie,’ vraagt Wolkers. Het is even stil, terwijl de kinderen geconcentreerd de buisjes met elkaar vergelijken.
‘Dit beweegt veel meer,’ zegt een meisje over een buisje uit de gezonde bak. En vervolgens over het andere buisje: ‘Deze is warmer en witter.’ Dat heeft ze heel mooi geobserveerd, complimenteert Wolkers haar. Dit is ook precies wat er in een koortsig lichaam gebeurt: cellen worden dan zó warm, dat ze hard worden. Wolkers pakt een speciale bal en trekt ‘m uit. ‘Ik laat zien wat er gebeurt,’ zegt ze. ‘Een griepvirus is klein en kan bewegen,’ ze gooit de bal weg. De uitgeklapte bal rolt en klapt plotseling in, tot een klein, stekelig balletje. ‘Zo klein, dat hij makkelijk een cel kan binnendringen. Als de eiwitten aan de buitenkant van het virus, hard worden, kan het virus niet meer goed naar binnen. Dus koorts is vervelend, maar wel handig.’
Slimme cellen
Maar hoe handig koorts ook is, teveel koorts is gevaarlijk. ‘En daarom hebben we een afweersysteem, om een griepvirus vóór te zijn.’ Het afweersysteem bestaat uit verschillende types bloedcellen, die ervoor zorgen dat het virus weg kan. Op het scherm verschijnt een plaatje van een zieke cel: hij zit vol met stekelige virusballetjes. De cel zegt: “Ik voel me ziek”. ‘Dan komt er een speciale cel aan, de M-cel, die de zieke cel stuk maakt,’ vertelt Wolkers. ‘Dit gebeurt in het begin, als een virus net in het lichaam is.’ Vanaf de vierde dag dat het griepvirus huishoudt in je lijf, gaan cellen elkaar waarschuwen. Wolkers: ‘Ze zeggen dan: “Er is iets vreemds met me aan de hand”. Dan komt er een T-cel, die deze cellen stuk maakt. Dat zorgt ervoor dat het virus zich minder kan verspreiden: de T-cel krijgt ze allemaal te pakken!’
De ene keer heb je buikpijn, een andere keer een zere keel. Hoe weten die speciale cellen waar ze moeten zijn? ‘Het kart pompt het bloed rond, zo komen de bloedcellen overal langs. Zodra de T- en M-cellen iets zien dat niet klopt, blijven ze staan,’ vertelt de immunoloog. En dan gaan ze hard aan het werk.
Gelijk en ongelijk
De kinderen hebben nu geleerd hoe je lichaam vecht tegen een virus, maar weten ze ook hoe het komt dat beter worden soms zo lang duurt? Wolkers verklapt het: ‘Je zag hoe snel een virus zich kan delen, met de pingpongballetjes. Een infectie kan dus heel snel gaan. En het afweersysteem is druk bezig, maar maakt daarbij ook veel gezonde cellen stuk. Die moeten worden vervangen. Dan word je beter,’ zegt ze. ‘Maar het is winter, er heerst een griepepidemie. Kun je dan nog eens ziek worden?’ ‘Nee!’ klinkt het in de zaal. ‘Jullie hebben gelijk. En ongelijk,’ lacht Wolkers. ‘Dezelfde griep kun je niet krijgen.’
Hoe dat werkt, laat ze zien met een proefje met Lego. Alle kinderen krijgen een torentje van vier blokjes. Ze hebben allemaal verschillende kleuren en ze stellen het afweersysteem van de kinderen voor. ‘Dit torentje is een virus,’ zegt Wolkers, terwijl ze haar eigen toren van Duplo laat zien. ‘Een virus is opgebouwd uit bouwstenen. Het griepvirus van vorig jaar was zwart, rood en groen, dit jaar is het virus groen met rood en een volgend virus is geel. Alle kinderen die geen geel hebben in hun torentje, zullen hier ziek van kunnen worden.’
Sommige kinderen hebben het al gemerkt: er is iets heel gemeens aan de hand met het virus. Het verandert namelijk steeds. ‘Dus ieder jaar kun je weer ziek worden,’ concludeert Wolkers. ‘En dit is de reden waardoor je soms wel twee keer de griep kunt krijgen: griepvirussen kunnen veranderen.’ Maar de kinderen die de juiste kleur in hun torentje hebben, worden waarschijnlijk niet ziek. Dan herkent het afweersysteem het virus en gaat meteen effectief aan de slag.
‘Beetje vechten’
‘Bestaat er een prik voor de griep, een vaccin,’ vraagt de immunoloog. ‘Ja!’ zeggen de kinderen. ‘Denk je dat die prik altijd werkt?’ Daar hebben de kinderen even geen antwoord op. ‘De griepprik werkt niet altijd, omdat we niet weten wat voor virus het wordt,’ legt Wolkers uit. ‘We kunnen het niet voorspellen. Soms werkt het maar bij één op de drie mensen.’
Een vaccin, wat is dat eigenlijk? ‘Ik heb de negende-jaars prik gehad,’ zegt een jongen. Hij legt uit hoe het werkt: ‘Dan krijg je een virus in je lichaam en daar moet je lichaam dan een beetje tegen vechten.’ Vaccins bestaan al heel lang, vertelt Wolkers. ‘De eerste die het deed, was Edward Jenner, ongeveer driehonderd jaar geleden,’ zegt ze. ‘Hij heeft voor het eerst een vaccin gemaakt tegen de pokken, een vreselijke ziekte waar veel kinderen en volwassenen aan dood gingen.’ Het viel Jenner op dat melkmeisjes niet ziek werden. Hoe kan dat, vroeg hij zich af. ‘Wat bleek? Koeien krijgen ook pokken en die kregen de melkmeisjes ook. Maar van de koeienpokken werden ze maar een klein beetje ziek. Daarna waren ze beschermd,’ vertelt Wolkers. ‘Jenner ging dat gebruiken. Hij deed wat koeienpokken bij mensen met een sneetje in de huid. Dat ging niet zo mooi met een prik als nu, maar het werkte wel. Mensen werden een beetje zielig en gingen niet meer dood.’
Nu zijn er vaccins voor heel veel ziektes. Er is bijvoorbeeld een vaccin tegen mazelen. ‘Daar kun je heel ziek van worden. Ik heb het vroeger gehad en door mij, werd mijn vader ook ziek. Hij ging er bijna aan dood, dus ik ben best blij dat jullie prikken krijgen nu.’
Immunoloog?
Als immunoloog aan bloedbank Sanquin en Universiteit van Amsterdam houdt Wolkers zich bezig met fundamentele wetenschap. ‘Dat betekent dat ik wil leren begrijpen hoe je lijf verschillende virussen, de Legosteentjes, herkent. Hoe onthoudt je lijf dat? En hoe zorgen we ervoor dat je niet een tweede keer ziek wordt?’ legt ze uit. ‘Ik wil dit leren begrijpen, zodat we geneesmiddelen kunnen maken om vervelende ziektes te bestrijden.’
De kinderen hebben deze lezing veel geleerd over ziektes en hoe je lichaam zich daartegen probeert te beschermen: met neushaartjes, slijm in je neusholtes en in je longen en met je microbioom. ‘Ook hebben we het gehad over wat er gebeurt als je toch een virus binnenkrijgt. Dan krijg je koorts. Je afweersysteem ruimt dat op,’ zegt Wolkers. En we weten nu dat je afweersysteem je beschermt voor een tweede infectie en dat vaccins gebruik maken van deze bescherming. ‘Dus eigenlijk, als je het al hebt gehad, kun je het niet nog eens krijgen,’ concludeert een meisje. ‘Precies,’ antwoordt Wolkers. ‘Zelfs als je 50 jaar oud bent, weet je bloed het nog!’
De lezing zit erop, maar niet voordat Wolkers nog wat vragen van ouders heeft beantwoordt. Zo speelt voeding en buitenlucht een belangrijke rol bij het opbouwen van een sterk afweersysteem ‘Goed slapen en goed eten helpt om een sterk afweersysteem te krijgen,’ vertelt Wolkers. ‘Veel buiten zijn, dat zorgt ervoor dat de longen open gaan. Je moet eigenlijk zo gezond mogelijk blijven om goed bewapend te zijn tegen virussen en bacteriën.’
Wil je ook een keer naar een Kinderlezing?
Kijk voor meer informatie over de Kinderlezingen op de website van NEMO